Voordat je dit lied gaat zingen is het lekker om je stem goed op te warmen en vooral je ademsteun, want je moet lange zinnen zingen in het refrein. (Kon je de vorige zin in één adem uitspreken?)

• Oefening 1: Deze kan je alleen doen, maar samen is het leuker! Pak een flesje bellenblaas. Een persoon gaat blazen, de anderen proberen de bellen eerst kapot te stampen. Dan proberen ze de bellen kapot te klappen, dan met de ellebogen kapot te maken en wie weet nog een manier om de bellen te laten knappen? Wissel door met de blazer tot iedereen eens geblazen heeft. Zijn jullie goed opgewarmd in je lijf? Ga dan door met oefening 2!
• Oefening 2: Pak een flesje bellenblaas (of doe alsof). Sta rechtop. Adem rustig in en blaas een grote bel! Hierbij moet je langzaam de lucht in de bel blazen. Wie blaast de grootste?
• Oefening 3: Als de bel gelukt is kijk je met zijn allen naar de bel en roep je ooooooooh!!! Maak hierbij toon van laag naar hoog naar laag. Bij elke bel steeds lager en hoger.
• Oefening 4: Oefen de ‘stap pats spat fff fff’ -zinnetjes uit het lied. Bij stap: stamp op de grond een bel stuk. Bij pats: klap in je handen een bel stuk. Bij spat: bedenk hier zelf een beweging of geluid met je lijf. En fff fff: leg je hand op je buik en voel hoe je buik meebeweegt als je fff fff zegt.

Nu ben je er helemaal klaar voor. Zing lekker mee!